◄ PENTERBAK      GESCHIEDENIS VAN DE AMSTERDAMSE ZAAGMOLENS

De Amsterdamse houtzaagmolens


 

de lastage

De Lastage in Amsterdam, Cornelis Anthoniszn. uit 1544.

Vóór 1627 werd er in Amsterdam vrijwel alleen met handkracht hout gezaagd. De houtzagers oefenden hun beroep uit op bruggen en grachten en zelfs op kerkhoven.  Zij werkten altijd paarsgewijs. De één staande onder en de ander op een op schragen geplaatste stam of balk. Samen trokken zij de lange handzaag op en neer. Deze speciale zaag werd kraanzaag genoemd.

De rosmolen van Frans van Bouckelwaert, die van 1594 tot 1597 bij het Leprozenhuis gestaan heeft, en de windmolen, waarmee twee Zaandammers omstreeks 1614 aan de Amstel vuren balken gezaagd hebben, deden weinig afbreuk aan het monopolie van de handzagers. Het was echter niet zo, dat vóór 1627 in Amsterdam bijna alleen met de hand gezaagd hout gebruikt werd. Uit de Zaanstreek en Waterland werd op windmolens gezaagd hout sinds het einde van de zestiende eeuw over het IJ aangevoerd. Tegen die concurrentie konden de handzagers niet op. Houtkopers die wel zes of acht paren zagers in dienst hadden gehad, hadden later aan één paar genoeg. Handzagerij loonde niet meer en het handzagersgilde werd in 1627 opgeheven.

De Amsterdams houtkopers besloten drie jaar later een compagnie te stichten voor het oprichten van houtzaagmolens, onder de voorwaarde, dat het stadsbestuur de invoer van gezaagd hout zou verbieden. Tevens zou de stad gunstig gelegen terreinen ter beschikking moeten stellen om de houtzaagmolens op te bouwen.

plattegrond van de eerste molens

De molens tussen de Haarlemmerpoort en de Raampoort.

In 1631 en 1632 werden de gevraagde bepalingen tegen het buiten Amsterdam laten zagen van hout en tegen de invoer van gezaagd hout afgekondigd. Vervolgens richtte het stadsbestuur buiten de Haarlemmerpoort en de Regulierspoort, gronden die gunstig gelegen waren bij de heersende zuidwestelijke windrichting, tot molenwerven in.

Door de compagnie van zaagmolenaars werden daarop molens gebouwd, maar de gronden bleven stadseigendom. In 1639 viel de compagnie uiteen en reeds eind 1638 sloten burgemeesters met individuele houtzaagmolenaars overeenkomsten omtrent het gebruik van molenwerven.

Die eerste 12 molens waren de paltrokken: De Otter,  De Eenhoorn,  De Wezel,  Het Schaap,  't Luipaard,  De  Bijl,  De Oranjeboom,  De Windhond,  De  Kop,  De Jager en  De Rookoe, alsmede de bovenkruier  De Dommekracht. Allen afgebeeld in het groen gemarkeerde gebied. Om een idee te krijgen wat er heden nog herkenbaar is, kijken we even neer op aarde met Google earth.

google  earth lokatie eerste 12 paltrokken

Fragment van Google-Earth.

Midden onderin herkennen we heel duidelijk de oranje dakpannen van de droogloodsen rond paltrokmolen De Otter. De oudste paltrokmolen van Amsterdam houdt nog steeds stand, alleen voor hoelang? De oprukkende hoogbouw verhinderen de vrije windvang waardoor de molen sinds 2007 buiten werking is gesteld. Waarschijnlijk definitief.

Na de 12 molenwerven volgde nog een groep van 16 molenwerven.Van deze molens staan er 4 ook nog links op het eerste kaartje bij de Kattensloot. De overige 12 staan hieronder.

De tweede serie molenwerven.

De molens van Haarlemmerweg tot Kattensloot.

Op nummer:

1. Het Vriesche Wapen.   2. Het Amsterdamsche Wapen.   3. De Eendracht.   4. De Schelvisch.   5. De Vijfhoek.  6. De Witte Duif.  7. Het Blok.  8. De Vrede.  9. Het Leydsche Wapen.  10. De Steur.  11. De Kraay.  12. De Palm.

De molenwerven van deze 28 molens werden als "vrije molenwerven" beschouwd. Voor deze zou geen huur verschuldigd zijn zolang er een houtzaagmolen op geëxploiteerd werd. Sinds 1653 was het toegestaan om woningen bij de molens te bouwen.

Aan het einde van de zeventiende eeuw telde Amsterdam ruim tachtig houtzaagmolens. Ondanks dit grote aantal molens bleef de invoer van gezaagd hout, vooral uit de Zaanstreek, bestaan. Dit werd gewettigd door consentbriefjes. In 1694, 1695 en 1696 leverden Zaanse houthandelaars bijna 25000 bladen van diverse houtsoorten aan Amsterdam. Hoewel de Amsterdamse houtzaagmolenaars zich in 1695 in een gilde verenigden, konden zij deze invoer niet tegengaan. In mei 1697 werd de invoer van wagenschot, dunne eiken planken die vooal in de scheepsbouw gebruikt werden, vrijgegeven.

Het grootste deel van deze tekst is afkomstig  uit het boekje: De molens van Amsterdam in oude ansichten deel 2. Geschreven door: mr. J.H. van der Hoek Ostende.


 

De lokatie volgens F.J. Nautz

De onderstaande kaart is maar een detail van de prachtig gedetailleerde kadastrale kaart van Amsterdam van de hand van F.J. Nautz. Schuin over de kaart heen loopt de Kostverlorenvaart. Deze vaart staat nog steeds in verbinding met deOude Houthaven aan het IJ en was het hoofdtransportkanaal van al het te zagen hout dat met smalle vlotten werd aangevoerd en werd verdeeld onder de vele zaagmolens. 

Er zijn nog steeds namen op de plattegrond van Amsterdam te vinden die duiden op de rijke zaagaktiviteiten. De Oude Houthaven, de Nieuwe Houthaven, het Houtveemkanaal, en de Vlothaven. De Vlothaven was zeer waarschijnlijk het verzamelpunt van de grote houtvlotten die via de kanalen en rivieren naar Amsterdam werden gebracht. De stammen die per schip werden aangevoerd werden overboord gezet en tot kleine vlotten vertimmerd die zo naar de molens konden worden gesleept. De Haarlemmerhouttuinen is ook zo'n mooi voorbeeld. Het tot wagenschot gezaagde eikenhout werd niet direct horizontaal opgelat, maar werd eerst een tijdje rechtop gezet tegen hoge rekken. Zodoende kon het eerste water versneld uit het hout wegstromen. Aan die stellages met eikenhout heeft de Haarlemmerhouttuinen zijn naam te danken.

Aan de rechterzijde slingert de Singelgracht langs de westkant van het centrum van Amsterdam. Daar tussenin liggen 10 molenwerven ingetekend. Het Amsterdamsche Wapen staat hier op de tweede werf van boven geteld. De molen heeft een voor een paltrokmolen zo typerend schiereiland. Zij het hier half door water omgeven, is dit voldoende voor de rechtskranige wagenschotzager. Als de wind uit een hoek tussen het zuiden en het noordwesten waait, staat de kraan boven het water en kan hij zijn zaaghout direct uit het water hijsen.

Rechtskranig:

als de hijskraan vanaf het kruirad gezien aan de rechterzijde op de sleestelling staat wordt dit "rechtskranig" genoemd. Dat betekent ook dat het te zagen hout zich van rechts naar links door de zagen begeeft. Veel paltrokmolens in Amsterdam waren rechtskranig maar linkskranige molens kwamen ook veel voor. De werfinrichting gaf waarschijnlijk de doorslag waar de kraan werd neergezet en die dus ook de zaagrichting bepaalde. De Steur bijvoorbeeld, in het midden onderaan, was een linkskranige paltrokmolen en zou gezien de kaart bij een heersende wind tussen zuidwest en noordwest met een rechtse kraan steeds boven de werf staan. Linkskranig is de Steur in staat tussen zuidoost over west naar noord om zijn hout direct uit het water te hijsen.

 

detail van de kaart van F.J.Nautz

Fragment van de kaart van F. J. Nautz.

De exacte lokatie op Google earth

Fragment van Google-Earth.

We gaan nog even de lucht in om te zien waar Het Amsterdamsche wapen heeft gestaan. Links de Kostverlorenvaart, rechts de Singelgracht , bovenaan de kruising Haarlemmerweg, Nassaukade en het Nassauplein.

 

 

Home         Inhoudsopgave      De bouw van Het Amsterdamsche Wapen