◄ index ◄De rollen van de sleestelling - blad 15 BLAD 16 blad 17 - Het krabbelwerk►
De zaagslede en de tandheugel.
De zaagslede
Een wagenschotzager kent maar één zaagslede. Deze slede bestaat uit vier leggers en twee sleehoofden. Aan de kraanzijde bevindt zich het hoge sleehoofd. Hierin steken acht ijzeren proken die de te zagen stamdelen tijdens het zaagproces op hun plek naast de leggers dwingen. Aan de achterzijde is het sleehoofd lager. Aan deze kant worden de gezaagde eiken bladen uitgenomen en afgeschoten. Hier boven liggen de zes hoofdonderdelen klaar voor de molenmaker. Aan de onderkant van de leggers is de sponning aangebracht voor de langsgeleiding over de vloerneuten.
De molenmaker gebruikt de Proxxonzaagtafen voor het inzagen van de lange penverbindingen...
...en een Bosch MicroLine kolomboor voor het boren van de gaten van de pennen.
Met lange wiggen worden de leggers verankerd met het hoge sleehoofd. Aan de onderkant van de sleehoofden wordt de sponning in de leggers nog doorgetrokken voor de neuten.
Het lage sleehoofd wordt gepast. Dit sleehoofd kan pas afgemonteerd worden als de sleeleggers door de zaagramen zijn geschoven en ook de heugel zijn plek heeft gevonden. De heugel komt in het midden van de slee en passeert daardoor het hart van de koningsstijl.
Lage sleehoofd los..
...en op zijn plaats gezet.
De sponningen voor de sleeneuten.
Nogmaals de pokhouten sleeneuten.
De tandheugel.
Een detail uit het Groot Volkomen Moolenboek: Heugel.
De steekmaat van een tandheugel en van de staven van het rondselwiel is vrijwel altijd 50 mm. 25 mm. voor de staafdiameter en 25 mm. voor een tand. Voor het schaalmodel wordt de steek dan 2,5 mm. Met een tiende-Inchverdeling op deze stalen liniaal is het vrij simpel om de steeklijn af te tekenen. Misschien een beetje omslachtig materiaalgebruik, maar wel heel stabiel: een vierkante stalen meubelbuis van 25 mm.
Alle lijnen zijn licht ingekrast met een geharde kraspen. Ook voor het centeren wordt van deze pen gebruik gemaakt. De geharde stift blijft feilloos op de kruispunten steken.
Daarna worden de tandholtes aangeboord. Boor 1,3 mm.
Het tussenresultaat. Als ook de omtrek van de heugel is afgetekend...
...wordt de slijptol gebruikt voor het grove werk.
Als de heugel is afgebraamd en de spanning uit het materiaal is gedreven, kan de onderkant worden gevijld tot net tegen de gaten aan.
Met een plat sleutelvijltje zijn de tandholtes opengevijld...
...en nog even nagelopen om alle holtes even diep te krijgen.
De heugel is afgeleverd op het molenerf. Aan de achterzijde (lage sleehoofd) is een spiegat aangebracht en aan de voorzijde (hoge sleehoofd) zit een gaatje voor een slotpen.
De slotpen en de kop van de heugel zijn verzonken en houden de heugel op zijn plaats en op de juiste hoogte. Nog even naar de smid voor acht scherpe proken.
Niet acht maar zestien proken moeten de stukken hout op zijn plek houden tijdens het zagen.
De scherpe kanten van de proken zijn zo geplaatst dat het vastgedreven werkstuk zich tegen de leggers drukt.
Tot zover klaar. Als de slee op de sleestelling is gelegd worden de wiggen tegen het lage sleehoofd ingeslagen en de spie van het tandheugel geplaatst.
◄ index ▲top BLAD 16 door naar blad 17 - het krabbelwerk ►
bijgewerkt: 12 -01 -2017 /amsterdamblad16.html